Tekortkomingen in de waarneming
Geplaatst op 14 maart 2022 door Marjon KuipersWe zijn met z’n allen niet zo goed in waarnemen en observeren, ook al denken we van wel. Omdat we zoveel tekortkomingen hebben in de waarneming ontstaat er een groot risico op het verkeerd interpreteren van de gedrag. Zeker als dit gedrag wat verder van ons af staat zoals soms bij autisme.
We zijn allemaal geraakt en gevormd door onze geschiedenis. Onze ervaringen uit het verleden kan iedere beslissing die we nemen, iedere keuze die we maken sterk beïnvloeden. Dit uiten we in gedrag. Dit gedrag kan belemmerend werken. Als professional met mensenkennis kun je vaak goed inschatten wie de mens achter de mens is en wat voor jouw client helpend kan zijn om zijn of haar gedrag te managen. Maar klopt dat altijd wel? Hoe weet je of je beïnvloed bent door je eigen filtering, door eigen patronen, normen en waarden en soms door je eigen bewuste of onbewuste stress. Zodra je meer kennis hebt van gedrag wordt het ook duidelijk dat neutraliteit en objectiviteit een illusie is. Zodra je iemand ziet “vind” je er iets van. En dat is niet erg zolang je het maar bewust hebt.
Verschijnselen
Welke verschijnselen kunnen onze observaties hinderen? Het eerste verschijnsel wordt ‘attentional blink’ genoemd. Wanneer we gefocust zijn op een specifiek ding, verliezen we de attentie een tijdje als we ons object hebben gespot. Als je bijvoorbeeld een rij willekeurige letters achter elkaar in beeld laat komen en iemand specifiek vraagt op de letter X te letten, dan zal deze persoon waarschijnlijk de paar opvolgende letters na de X niet zien. Of wanneer een gedragsanalist probeert inconsistenties in iemands gedrag te vinden, wordt het verhoogde stemgeluid scherp waargenomen, maar daardoor kan een contrasterende micro-expressie worden gemist. Een attentional blink duurt ongeveer een halve seconde.
Een tweede tekortkoming in de waarneming betreft de onbewuste bewegingen van de ogen. De bekendste beweging is het knipperen. Gemiddeld wordt er 20.000 keer per dag met de ogen geknipperd. Baby’s doen dit overigens veel minder vaak dan oudere mensen, soms maar twee keer per minuut, terwijl ouderen gemiddeld veertig keer per minuut knipperen. Knipperen is belangrijk voor het beschermen van de ogen, het verspreiden van traanvocht over het oogoppervlak en het verwijderen van afvalstoffen. Zonder het regelmatig sluiten van de oogleden drogen je ogen uit en ontstaan er irritaties. Je kunt reflexmatig knipperen als een reactie op een onverwachte visuele prikkel, zoals ineens fel licht. Daarnaast knipper je onbewust spontaan om het oog vochtig en schoon te houden. En dan is er natuurlijk nog de bewust uitgevoerde knipoog. Onze hersenen timen het knipperen op momenten dat we zo min mogelijk cruciale informatie missen. Iedere keer missen we maximaal 450 milliseconden, dat is ongeveer zes seconden per minuut. Mensen met lichte ogen knipperen overigens vaker dan mensen met donkere ogen. Vaker knipperen geldt ook voor lenzendragers. Heb je trouwens al eens geprobeerd met je ogen open te niezen? Dit is niet mogelijk omdat het sluiten van de ogen dan een natuurlijke reflex is.
Naast het knipperen bewegen onze ogen ruim 200.000 keer per dag wanneer we ergens naar kijken. Bij wijze van experiment kun je in een spiegel naar je linkeroog kijken en dan snel naar je rechteroog. In de spiegel zie je geen oogbeweging omdat de visuele input voor een fractie van een seconde wordt uitgeschakeld. Als je hetzelfde experiment met je telefooncamera doet, zie je wel een lichte beweging doordat de camera iets vertraagd reageert.
De volgende tekortkoming in onze waarneming heeft betrekking op de zogenaamde ‘change blindness’. We missen vaak subtiele veranderingen in onze omgeving. Met name de veranderingen die zich aan de buitenkant van ons gezichtsveld bevinden worden vaak niet gezien. Een bekend experiment met betrekking tot change blindness betreft een video met een groep basketballers. Er wordt gevraagd te tellen hoe vaak een bepaald team de bal naar elkaar overgooit. Tijdens het tellen loopt er een persoon in een gorillakostuum door het beeld. De meeste deelnemers geven later aan de gorilla niet te hebben gezien. Een vervolg op dit experiment is wanneer mensen bekend zijn met de gorilla. Zij zien deze dan wel door het beeld lopen, maar missen vervolgens andere veranderingen zoals het verkleuren van de gordijnen en het verdwijnen van een teamspeler. Ondanks dit soort vermakelijke experimenten, levert het ook een belangrijke vraag op voor profilers: als we een verklede persoon die door het beeld loopt kunnen missen, wat missen we dan nog meer tijdens onze analyses?
Dan tenslotte nog onze blinde vlek en de tekortkomingen met betrekking tot het perifeer gezichtsveld. In het netvlies van de ogen bevinden zich zenuwcellen met uiteinden die staafjes en kegeltjes worden genoemd. De kegeltjes kunnen details waarnemen, kleur en scherp zien. De staafjes kunnen bewegingen opmerken, contrasten zien in grijstinten en niet scherp zien. ’s Nachts zie je bijvoorbeeld alleen met je staafjes, waardoor je niet scherp ziet en ook geen kleur. Als je recht vooruitkijkt, zie je ook nog veel aan de zijkant. In je perifere blikveld zie je echter uitsluitend met staafjes. Daardoor is het minder scherp, maar je merkt bewegingen daar juist makkelijker op. Dat maakt ons perifere zicht minstens zo belangrijk als het centrale zicht. Er zijn echter beperkingen aan het centrale en perifere blikveld. De plek waar de oogzenuw door het netvlies richting de hersenen gaat is een soort gat waar geen fotoreceptorcellen zijn. Daardoor wordt er een blinde vlek in ons zichtveld gecreëerd. Je hebt dit vaak niet in de gaten, omdat onze hersenen het gebrek aan visuele informatie proberen in te vullen op basis van de omliggende details. Wil je jouw blinde vlek vinden? Sluit dan je linkeroog en kijk met je rechteroog naar onderstaand zwart stipje. Ga naar voren en achteren met je hoofd, totdat je de exacte afstand hebt gevonden waarbij het rode rondje volledig uit je gezichtsveld is verdwenen. Dat is je blinde vlek.
Ook de mogelijkheden en beperkingen met betrekking tot de verwerking van alle prikkels spelen een rol bij onze waarneming. Als het om de capaciteit van onze attentie gaat, komen we al snel uit bij George Miller. Hij schreef in 1956 zijn paper ‘The Magical Number Seven, Plus or Minus Two: Some Limits on our Capacity for Processing Information’. In Nederland noemen we zijn bevindingen met betrekking tot de geheugenspan van de mens de Eerste Wet van Miller. Uit het onderzoek van professor Miller is gebleken dat het kortetermijngeheugen 7 plus of min 2 informatieprikkels tegelijkertijd kan onthouden voor maximaal 60 seconden. Voor niet-universiteitsstudenten bleek het gemiddelde zelfs op 4-5 te liggen. Uiteraard bestaan er technieken om het kortetermijngeheugen te trainen zoals het spel ‘ik ga op reis en neem mee…’ of de truc om de aangeboden informatie te verpakken in een zelfverzonnen (niet logisch, maar wel goed te onthouden) verhaal.
Ieder persoon filtert op een unieke manier informatie. Deze filtering is gebaseerd op herinneringen, eerdere beslissingen, waarden, overtuigingen en metaprogramma’s (sorteerstijlen van informatie). Wanneer er geen eerdere ervaring is geweest, kan ons brein de informatie dus niet herkennen. Pas als iets wordt herkend, gaat ons brein de – voor die persoon meest logische – verbindingen leggen.
Daardoor zal een bepaalde gebeurtenis op verschillende manieren worden uitgelegd door twee personen. Zij laten op hun eigen manier dingen weg, vervormen en generaliseren. Ook geven ze een andere betekenis aan de gebruikte taal. Wat is voor jou bijvoorbeeld een opgeruimd huis? En wat betekent het voor je partner? Dat zijn veelgehoorde misvattingen, die tot behoorlijk wat relatieproblemen kunnen leiden. Het weglaten, vervormen en generaliseren van informatie zorgt vaak ook voor aannames en vooroordelen over iets of iemand. Het is geen opzet of onwil, maar ons brein legt nou eenmaal ongevraagde verbindingen. Deze onbewuste vooroordelen worden ook wel mindbugs genoemd. Enkele voorbeelden zijn: mannen zijn betere leiders, vrouwen die kinderen hebben zijn minder ambitieus of mensen die slecht Nederlands spreken zijn niet hoog opgeleid.
Ingrid de Jong en Marjon Kuipers
uit Gedragskennis voor Professionals