Denken Voelen Doen
Geplaatst op 13 september 2021 door Marjon KuipersDe programmering van opvoeding en sociale achtergrond, tezamen met onze persoonlijke ervaringen, zorgt voor een bepaalde (voorspelbare) manier van waarnemen en reageren. We noemen dat een patroon. Deze patronen vinden we terug in de aandachtsvelden denken, voelen en doen (DVD).
Ons denken bepaalt ons gevoel en stuurt vervolgens ons gedrag aan.
Verschillende patronen worden opgebouwd uit de volgorde waarin je bewust of onbewust reageert op een gebeurtenis.
Bijvoorbeeld: denk je eerst na, voel je en reageer je vervolgens? Of ben je spontaan en reageer je meteen? Voel je en denk je er dan pas over na?
Elke gebeurtenis vindt plaats in een bepaalde omgeving (context).
De manier waarop je reageert met denken, voelen en doen is mede afhankelijk van deze context.
Denken
Dit zijn interne processen. Het zijn gedachten, interne dialogen. Wat zeg je tegen jezelf, hoe overleg je met jezelf. Deze interne processen worden bepaald door hoe en wat je hebt waargenomen en hoe je dit vervolgens beoordeelt.
Voelen
Dit is een interne staat. Het zijn gevoelens, stemmingen, emoties met de daarbij
behorende lichamelijke sensaties. Hoe voel je je? Welke gedachten zijn er bewust of onbewust aan voorafgegaan?
Doen
Dit gedrag is voor de buitenwereld waarneembaar. Wat je zegt, wat je doet, hoe je beweegt, hoe je handelt en wat je daarmee non-verbaal communiceert. Het is jouw gedrag.
In taal hoor je terug in welk proces iemand zich bevindt:
• Denk maar niet dat ik meega.
• Ik denk er nog even over na.
• Ik voel precies in welke stemming mijn buurvrouw is.
• Ik heb er een heel goed gevoel over.
• Ik doe niets liever dan iets doen.
• Wat doe jij dit weekend?
Soms blijven mensen ‘hangen’ in een bepaald proces. Vooral mensen met autisme geraken makkelijk in een vicieuze denkcirkel.
Om efficiënt te kunnen communiceren, is het goed dat je je ervan bewust bent in welk aandachtsveld je je op een bepaald moment bevindt. Aan welke mogelijkheden (denken, voelen, doen) schenk je binnen een bepaalde context of situatie de meeste aandacht? Zit je met je bewustzijn in de gevoelssfeer of in de emoties, dan blijft er niet veel aandacht over om te denken of te doen. Vaak heb je dan geen contact met de realiteit en handel je niet altijd adequaat. Word je juist gedreven om altijd iets omhanden te heb- ben en iets te doen, dan kom je er niet altijd aan toe om te plannen en ben je soms bezig zonder doel en spelen je gevoelens misschien nauwelijks een rol.
Een evenwichtige verdeling tussen denken, voelen en doen maakt je in het dagelijks leven het meest effectief en in balans. Je bent dan in harmonie. Hoe meer onbalans, hoe groter de kans op disharmonie. Omdat er voortdurend een wisselwerking is tussen lichaam en geest betekent een groter bewustzijn een grotere innerlijke rust.
In de praktijk lijkt de omgeving juist extra nadruk te leggen op het patroon van waar- uit iemand reageert. Als iemand iets gedaan heeft, lijkt het een logische vraag te zijn: Waarom doe je dat?
Veel interessanter vinden wij om te proberen te achterhalen wat iemand op dat mo- ment dacht en wat hij hierbij voelde. Door juist naar een ander patroon te vragen, kun je zorgen dat denken, voelen en doen weer meer met elkaar in balans komen.
Oefening: Denken – Voelen – Doen
A en B hebben een gesprek over een recente aankoop van B.
A luistert naar B en noteert welk aandachtsveld het meest door B gebruikt wordt. Na drie minuten gaat A B helpen om aandacht te krijgen voor de andere patronen.
Vragen
Vragen die je kunt stellen:
• Denken: Wat dacht je op dat moment? Hoe heb je dit besloten?
• Voelen: Wat voelde je op dat moment? Hoe heb je dat beleefd?
• Doen: Wat deed je daarna? Hoe heb je gehandeld? Welk gedrag laat je dan zien?
Het is goed om bij jezelf te ontdekken hoe het bij jou werkt, maar het is ook een uit- stekend instrument om mensen met autisme te ondersteunen in het ontwikkelen van balans en harmonie. Bovendien krijg je door het stellen van vragen over deze drie pa- tronen veel meer informatie over je eigen interne patronen en die van anderen en kun je andere patronen makkelijker in gang zetten en stimuleren. Hierdoor kan bijvoorbeeld een denker gemakkelijker toegang krijgen tot het voelen en het doen.
Ook voor mensen met autisme biedt dit format een handig aanknopingspunt voor het voeren van een gesprek.
Uit de praktijk
Vader en zoon hebben beiden autisme. Vader (denker) wast graag op zaterdag zijn nieuwe auto. Voor hij begint met soppen, inspecteert hij de auto op zand- en modderresten en spuit de auto eerst af met de tuinslang zodat het zand niet gaat krassen in de lak.
Zoon (doener) biedt vader aan te helpen. Nog voor vader iets heeft kunnen uitleg- gen over autowassen, heeft zoon al een emmer sop en een spons gepakt en begint vol enthousiasme de auto te wassen. Zoon let niet op eventuele zandresten, heeft alleen oog voor het autowassen en niet voor het hele proces.
Tussen vader en zoon geeft dit een woordenwisseling. Vader begrijpt niet waarom zoon zo ‘stom’ kan zijn en zoon begrijpt niet waar vader een probleem van maakt. Denker en doener begrijpen elkaar meestal niet.
Nu vader inmiddels weet dat zoon een doener is en hij een denker, kan hij zoon begeleiden in het ontwikkelen van het denken voordat hij zomaar iets doet. In het vervolg maken vader en zoon eerst aan de keukentafel een plan van aanpak. Daarna bekijken ze bij de auto welke plekken er goed afgespoeld moeten worden en kan zoon de auto zonder krassen wassen. Door begrip te krijgen voor elkaars patronen ontwikkelt vader een sneller doen na denken, zoon ontwikkelt zijn denken voor het doen en samen werken ze op deze manier aan een nog betere band met elkaar.